Persbericht

Verenigde krachten klaar om uit te rukken bij mariene vervuilingsincidenten

De dienst Marien Milieu, de Civiele Bescherming en de Hulpverleningszone 1 (regio Brugge-Oostende) staan in voor het opruimen van mariene verontreiniging. Deze diensten zijn bevoegd voor het bestrijden vana vervuiling op zee, in zeehavens, binnenwateren en op stranden. Ze slaan nu de handen in elkaar om dit sneller en efficiënter aan te pakken: een gezamenlijke inzet en beheer van het materiaal, een gedeelde uitvalsbasis en een uniform plan van aanpak. Daartoe ondertekenden Annelies Verlinden, minister van Binnenlandse Zaken, Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee, en Kristof Audenaert, burgemeester van Torhout en voorzitter van de Zoneraad van Hulpverleningszone 1, vandaag een partnerovereenkomst.

“De bestrijding van verontreiniging op zee, in havens en op stranden is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Civiele Bescherming, de brandweer en de dienst Marien Milieu. Met de overeenkomst die we vandaag ondertekenen, engageren we ons om de middelen en de expertise van deze partners efficiënt in te zetten. Zo pakken we samen de verontreiniging in en aan de Noordzee aan", aldus minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden. "Dankzij de goede samenwerking tussen de Hulpverleningszone en de Civiele Bescherming kan het materiaal van de dienst Marien Milieu snel en doeltreffend worden ingezet bij milieu-incidenten.”

Het betreft een win-win samenwerking. De drie partners hebben aanvullende verantwoordelijkheden, middelen en expertise. De Dienst Marien Milieu staat in voor het bestrijden van vervuiling op zee. De Civiele Bescherming pakt vervuiling in zeehavens en binnenwateren aan. De Civiele Bescherming en Hulpverleningszone 1 (regio Brugge-Oostende) staan in voor bestrijden van verontreiniging van stranden. Dat onderscheid wordt nu weggewerkt door in de praktijk met één operationele cel te werken.

Het partnerschap zorgt voor een optimale benutting van het gespecialiseerde pollutiebestrijdingsmateriaal en het interventiepersoneel en dus voor een verhoging van de capaciteit om het hoofd te bieden aan pollutie-incidenten op het water.

Het Belgische gedeelte van de Noordzee is slechts 3.500 km² groot, maar is één van de drukst bevaren en geëxploiteerde zeegebieden ter wereld. Iedere dag passeren ongeveer 400 schepen in onze wateren. Voor onze kust vinden ook veel belangrijke economische activiteiten plaats zoals o.a. de windmolenparken, zandontginning en visserij. De Noordzee is ook een plaats voor tal van recreatieve activiteiten en herbergt het grootste natuurgebied van België. De Noordzee wordt dan ook als een risicozone aanzien voor pollutie-incidenten.

Het laatste grote scheepsongeval op zee was het ongeluk met het schip Flinterstar dat in 2015 zonk. Dit betekent niet dat er geen incidenten meer plaatsvinden. Jaarlijks ontvangt de wachtdienst van de Dienst Marien Milieu bijna 300 meldingen van incidenten op zee, waarvan een honderdtal in de Belgische wateren. In 2020 waren er twee botsingen tussen schepen voor onze kust, gelukkig zonder zware gevolgen. De meeste incidenten hebben slechts een geringe impact op het milieu.

Ondanks een continue verhoging van de veiligheid op zee kan een grote scheepsramp niet uitgesloten worden. Daarom dient ons land over voldoende capaciteit, materieel en getraind interventiepersoneel te beschikken. Dit past ook in het kader van onze verplichtingen op internationaal niveau die worden bepaald door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de afspraken vastgelegd in het Bonn Akkoord.

Sinds 2019 wordt het pollutiebestrijdingsmateriaal opgeslagen in een loods van de Dienst Marien Milieu in Zandvoorde, waar een klein team van de dienst Marien Milieu, bijgestaan door mecaniciens van de Hulpverleningszone 1, voor het onderhoud en de paraatheid ervan zorgt.

Het gespecialiseerd materieel omvat verschillende systemen voor de mechanische recuperatie van drijvende olievlekken door de inzet van o.a. drijvende olieschermen, recuperatie- en pompsystemen, opslagtanks op zee, in zeehavens en op stranden. Een voorraad van dispergeermiddelen en sproeisystemen zijn beschikbaar wanneer een chemische behandeling van de vervuiling nodig blijkt.

De verschillende diensten kunnen van het gestockeerde materieel gebruik maken voor de uitoefening van hun opdrachten. Operationeel wordt in de praktijk één cel gevormd met één duidelijk plan van aanpak om de pollutie te bestrijden. Op deze manier worden de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk ingezet en de expertise en ervaring gedeeld.

Het pollutiebestrijdingsmaterieel wordt met schepen van onder meer de marine op zee ontplooid. De Civiele Bescherming en de Hulpverleningszone 1 bieden hiervoor logistieke en technische ondersteuning. De Civiele Bescherming beschikt bovendien over gespecialiseerde middelen en expertise voor interventies bij maritieme incidenten met chemische stoffen.

Om ervoor te zorgen dat het materieel en het interventiepersoneel operationeel zijn, worden regelmatig oefeningen en trainingssessies gehouden door het team van de dienst Marien Milieu met de betrokken partners. Voor 2021 zijn er acht oefeningen gepland. De helft ervan heeft al plaatsgevonden, waarvan één specifiek voor het testen van specifieke procedures voor pollutiebestrijding in windmolenparken. In het najaar zijn ook internationale oefeningen met Nederland gepland.

De overeenkomst biedt niet alleen een kader voor nauwere samenwerking tussen de drie partners, maar voorziet ook in de ontwikkeling van een visie over hoe een gezamenlijk aankoopbeleid en de inzet van beschikbare middelen in de toekomst garant kan staan voor een voldoende capaciteit aan materieel en beschikbaarheid van middelen. Deze visietekst moet tegen 1 februari 2022 aan de bevoegde ministers overhandigd worden.

“De Noordzee is ons grootste natuurgebied. Dat moeten we goed beschermen. Dat doen we onder meer met bestrijden van luchtvervuiling en door zwerfvuil uit de zee te halen. Maar een ongeluk is snel gebeurd. Zeker op één van de drukste zeegebieden ter wereld. Dan moet er snel ingegrepen worden. Voortaan bundelen de bevoegde diensten de krachten: vanuit één gezamenlijke uitvalsbasis in Zandvoorde, met één operationele cel en met één plan van aanpak staan ze klaar om uit te rukken indien nodig. Zo kan eventuele vervuiling bij een incident snel en efficiënt worden bestreden”, aldus minister vice-eersteminister en minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne.