Rouwhulde Jos Dupré (1928-2021)
Wanneer hem een goed jaar geleden in een interview werd gevraagd wat hem was bijgebleven van zijn politieke carrière dan klonk het allereerst “Een keer heb ik op een maandag maar liefst 102 mensen ontvangen”. Dat was Jos Dupré ten voeten uit: een man met de gave om met veel overtuiging het land te dienen zonder daarbij de kleine en grote zorgen van de mensen in zijn directe omgeving uit het oog te verliezen.
Zijn hele carrière zou hij de belangen van het land, zijn regio, zijn streek en zijn gemeente verdedigen. Zonder onderscheid en steeds met evenveel kennis, energie en overgave. Premier Dehaene zou voor zijn Sint-Michielsakoorden verder bouwen op het werk dat de heer Dupré als Staatssecretaris van Institutionele Hervormingen had voorbereid. De structuren, hoekjes en kantjes van onze staat kenden voor hem dan ook even weinig geheimen als de kunst van streekontwikkeling. In beide was hij meester.
Na het oprichten, versterken en laten bloeien van de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen, kwam de heer Dupré vanop een strijdplaats en met steun van duizenden Kempenaren als volksvertegenwoordiger in dit Huis terecht. Een Huis waarin menig minister met een zakdoek het zweet van het hoofd heeft moeten vegen nadat hen het vuur aan de schenen was gelegd door Kamerlid Dupré.
Want aan politiek doen was voor hem iets heel natuurlijk, of daar zorgde hij toch voor. Het theoretische parlementaire werk liet hij graag over aan zijn collega’s. De kern van politiek was voor hem glashelder: het was dagelijks vechten voor dat waar hij in geloofde en voor de mensen die het verdienden om voor te vechten. Hij had in zijn jeugd veel armoede gezien en dat was zijn brandstof om er jarenlang voor te zorgen dat we het allemaal samen beter zouden hebben. Hij deed aan politiek zoals hij ook was als mens: sociaal, geëngageerd en met veel kennis van zaken. En ik voeg hier ook graag zijn “verzorgd taalgebruik” aan toe. Dit maakte van hem een correct en hoffelijk man.